Niemand gaat naar de dokter als hij niet ziek is;
Niemand zoekt het licht als hij niet in het duister is;
Hoe fel het licht ook kan zijn, het lost het probleem van de blinde niet op.
Hoe hard het geluid ook kan zijn, de dove heeft daar niets aan…
Niemand kan gered worden als hij zichzelf niet als verloren beschouwt.
Niemand kent de HERE God per toeval.
Er moet een reden zijn waarom het schepsel Hem zoekt en vindt.
Job was oprecht, rechtvaardig, Godvrezend en wijkend van het kwaad;
Hij voldeed aan de geestelijke en morele vereisten die de HERE behaagden.
Maar hij kende Hem niet.
Er was een Goddelijke toestemming nodig zodat de duivel hem kon kwellen en daardoor een behoefte scheppen om de Grootheid van de HEER te leren kennen. Job geloofde in die Grootheid, maar hij kende Hem niet persoonlijk.
Zodoende kon hij de noodzaak voor de behoudenis inzien.
De duivel hielp de Heer?
Nee. Maar God maakte gebruik van het kwaad om het goede te doen.
De jaloerse broers van Jozef verkochten hem als slaaf.
Hun bedoelingen waren om hem kwaad te doen. Maar God gebruikte het ten goede om veel mensen te redden.
“Gij hebt wel kwaad tegen mij gedacht, maar God heeft dat ten goede gedacht, ten einde te doen, zoals heden het geval is: een groot volk in het leven te behouden” (Genesis 50:20) NBG ’51.
De stomheid van satan creëerde de benodigde condities voor Job om God te leren kennen.
Hij blijft stom.
Hij blijft dezelfde wanhopige situaties voor de mensheid creëren.
Maar zij hebben de gelegenheid om zich als verloren te beschouwen en zodoende de Behoudenis te vinden veracht.
God is dezelfde, de duivel en de mensheid ook.
God wil nog steeds mensen redden en een leven bieden met goede kwaliteit dat eeuwig is;
De duivel wil nog steeds doden, stelen en vernietigen;
De mensheid blijft nog steeds verloren in zijn fysieke en emotionele dilemma’s en vergeet zodoende het geestelijke.
“Zo zegt de HERE: De wijze roeme niet op zijn wijsheid, en de sterke roeme niet op zijn kracht, de rijke roeme niet op zijn rijkdom, maar wie roemen wil, roeme hierin, dat hij verstand heeft en Mij kent, dat Ik de HERE ben, die goedertierenheid, recht en gerechtigheid op aarde doe; want daarin heb Ik behagen, luidt het woord des HEREN” (Jeremia 9:23-24) NBG ’51.
Bisschop Edir Macedo