“Toen bad Hanna en zeide: Mijn hart juicht in de HERE, mijn hoorn is verhoogd in de HERE.
Wijd opent zich mijn mond tegen mijn vijanden, want ik verheug mij in uw hulp. Er is niemand heilig gelijk de HERE, want niemand is er buiten U, en er is geen rots gelijk onze God” (1 Samuel 2:1-2) NBG ’51.
Hanna’s droom werd alleen maar werkelijkheid, toen ze eindelijk erkende dat haar droom gelijk moest zijn aan de droom van God. Op het moment dat ze besloot om haar eigen droom aan God te offeren, behaagde zij Hem. Als gevolg hiervan werd haar droom niet alleen maar één keer verwezenlijkt, maar meerdere keren. Ze had bovendien ook het privilege om de moeder te zijn van één van de profeten die, in die tijd, het meest door God werd gebruikt.