“En zij zeide tot haar man: Zie toch, ik weet, dat het een heilige man Gods is, die altijd bij ons aankomt. Laat ons dan nu een kleine gemetselde bovenkamer maken, en daar voor hem een bed, een tafel, een stoel en een kandelaar plaatsen, opdat hij, wanneer hij bij ons komt, daar zijn intrek kan nemen” (2 Koningen 4:9-10) NBG ’51.
Het initiatief om alles voor te bereiden, was van haar en niet van haar man, dat wil zeggen, zelfs met al haar dagelijkse huishoudelijk werk, was het geen moeite voor haar om meer te doen. Vandaag de dag willen veel vrouwen dat niet eens voor hun eigen gezin doen, laat staan voor een man van God!