Liefde, liefde, liefde…
Het woord liefde in de oude Griekse taal heeft drie betekenissen: eros – gerelateerd aan seks; philos – gerelateerd aan de liefde voor de geliefden; en agape – gerelateerd aan de liefde voor God.
Maar in het Hebreeuws is het woord liefde, ahava, helemaal vrij van wat voor soort gevoel dan ook.
In het oorspronkelijke Oude Testament heeft het woord liefde te maken met een houding die gekoppeld is aan het geloof. Het betekent onvoorwaardelijke overgave, het leven voor altijd aan de geliefde persoon geven, zonder recht op scheiding. Moeilijk? Het is moeilijk wanneer liefde te maken heeft met de gevoelens van het hart.

“en gij zult de Here, uw God, liefhebben uit geheel uw hart en uit geheel uw ziel en uit geheel uw verstand en uit geheel uw kracht… en Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf”
(Marcus 12:30-31) NBG ’51.
De liefde die vereist wordt in de eerste twee geboden van de Wet van God heeft niets te maken met liefde waarnaar verwezen wordt in de oude Griekse geschriften. Het oorspronkelijk Nieuwe Testament werd in het Grieks geschreven, maar de betekenis van liefde die daarin besproken wordt behoudt dezelfde geest als in het oorspronkelijke Hebreeuwse Oude Testament.
Als wij de liefde zouden behandelen als een gevoel van het hart, zoals de oude Griekse geschriften dat doen, dan zou het niet mogelijk zijn om van Iemand te houden die Onzichtbaar is, omdat het hart dient te zien om te voelen. Zit daar logica in?
De ahava, die vereist wordt in de Wet van God, is gekoppeld aan een absolute zekerheid. Dat wil zeggen, het geloof. Als de absolute zekerheid dat onze hoop ook werkelijkheid wordt en het is het bewijs van dingen die wij niet kunnen zien – het praktische geloof – is hij in staat om een persoon zich te doen overgeven aan Iemand die Onzichtbaar en Onbekend is. De offerande overtreft de grenzen van de gevoelens van het hart, hoe mooi ze ook moge zijn. Omdat het te maken heeft met het verstand.
Abraham geloofde in God. Zijn geloof in Die Stem was genoeg om Hem te gehoorzamen. Daarom werd hij als rechtvaardig, oftewel, zonder zonde bevonden voor God, tot het punt dat hij vriend van God werd genoemd (zie Jakobus 2:23).
Dit is het soort liefde dat de Schepper verwacht van Zijn schepping.
Bisschop Edir Macedo