God bevrijdt niet van de vuuroven, maar Hij bevrijdt van het vuur.
Niet iedereen, natuurlijk.
Alleen de dienaren.
Dat gebeurde met Sadrak, Mesak en Abednego.
Nebukadnessar, de koning van Babilonië, had hun tot de dood veroordeeld, omdat zij het lef hadden om zijn woord niet te gehoorzamen.
Zij boden weerstand en bogen zich niet noch aanbaden zij zijn gouden beeld vanwege hun geloof in de God van Abraham, Isaak en Israël.
Woedend en met een boos gezicht beval hij dat de vuuroven zevenmaal heter gestookt zou worden.
De aanbidders van de Almachtige werden vastgebonden en met hun mantels, broeken, mutsen en overige kleren, in de vuuroven geworpen die bovenmatig verhit was.
Het woord van de koning was dringend.
Het vuur was zo sterk dat de vlammen de dienaren van de koning doodden toen zij dicht bij de vuuroven kwamen.
Toen de koning echter in de binnenkant van de vuuroven keek, zag hij een vierde Man.
Hij zag dat zij in het midden van het vuur liepen, maar het had geen kracht om hun haar of hun kleren te schroeien.
Niet eens de geur van rook bleef op hun (zie Daniël 3).
Het Koninklijk Huis van Babylonië en haar volk zagen de grootheid van de God van Sadrak, Mesak en Abednego, die Zijn engel zond en Zijn dienaren, die op Hem vertrouwden, bevrijdde.
God eerde en blijft degenen eren die liever hun levens opofferen dan de beelden van hout, steen of metaal te dienen, aanbidden of te vereren.
Echter, wat net zo een gruwel is als de beelden te aanbidden, is het dienen van het hart, de familieleden en deze wereld.
De Here Jezus leerde:
“Meent niet, dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. Want Ik ben gekomen om tweedracht te brengen tussen een man en zijn vader en tussen een dochter en haar moeder en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder; en iemands huisgenoten zullen zijn vijanden zijn. Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig; en wie zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig; en wie zijn kruis niet opneemt en achter Mij gaat, is Mij niet waardig. Wie zijn leven vindt, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden” (Matteüs 10:34-39) NBG ’51.
Bisschop Edir Macedo