wareIn het Oude Testament was de wet met betrekking op moord erg streng, omdat het vergoten bloed de Aarde verontreinigde, wat een afstand bracht tussen God en Zijn volk.
Als er geen verzoening bestond, zouden er ernstige gevolgen over iedereen komen.
Er was maar één manier om het probleem op te lossen: de wet, die door God Zelf aan Mozes gegeven werd, verklaarde dat vergoten bloed werd gewroken. Het was leven om leven, oog om oog, tand om tand. De moordenaar stierf op dezelfde manier dat hij moordde, door de hand van de wreker, die meestal een naaste familielid van het slachtoffer was. Er moesten minstens twee getuigen zijn van het feit, voordat het recht van wraak kon worden uitgevoerd.
De wet maakte echter een onderscheid tussen moord (gevallen waarin de moordenaar handelde met voorbedachte rade) en dood door schuld (gevallen waarin de persoon niet van plan was om te doden, maar handelde uit zelfverdediging, of omdat de dood een ongeluk was). Voor de wreker maakte het echter geen verschil, of de dood van het slachtoffer opzettelijk was of niet. Hij verlangde ernaar om, tegen elke prijs, zijn wraak uit te oefenen. Daarom moesten zij, die het bloed vergoten, vluchten! Maar waarheen?
Dat is wanneer God tegen Mozes zei:
“Dan zult gij u enige steden uitkiezen, die u tot vrijsteden zullen zijn, opdat daarheen de doodslager vluchte, die onopzettelijk iemand gedood heeft. En die steden zullen u tot een wijkplaats zijn tegen de bloedwreker, opdat de doodslager niet sterve, voordat hij voor de vergadering heeft terechtgestaan” (Numeri 35:11-12).
Er werden door Mozes, zes steden aangewezen als een toevluchtsoord. De plegers van een onvrijwillige doodslag werden door de oudsten ontvangen en bij de stadspoorten beoordeeld. Een onderzoek zou verricht worden, zodat men de aard van het misdrijf kon achterhalen. Indien de dader schuldig werd bevonden, werd hij overgedragen aan de wreker; was dit niet het geval, dan kreeg hij het recht om de stad binnen te gaan om zijn leven te redden, want daar kon de wreker hem niet aanraken. Er was binnen de stad een absolute bescherming, maar als de dader daar weg zou gaan, dan kon de wreker, die altijd op de loer lag, hem aanvallen.
Geestelijk gesproken, is de Here Jezus deze Toevluchtsoord.
Wij zijn allemaal schuldig bevonden voor onze zonden en wij zijn overgeleverd aan de wreker, de duivel. Hoe te ontkomen aan zijn woede, haat en verlangen naar wraak? Alleen door middel van onze Verlosser, die onze plaats innam en onze schulden op Zich nam! In Hem vinden wij zekerheid en bescherming tegen al het kwade.
Het bloed dat vergoten moest worden was ons bloed, niet de Zijne, maar Hij betaalde de prijs voor een ieder van ons. Zijn troon is de plaats waar wij heen moeten gaan voor hulp. Zolang wij onder Zijn bescherming staan, heeft de duivel geen macht om ons te raken.
Op verschillende momenten, werd David omringd door zijn vijanden en er was, menselijk gesproken, geen ontkomen meer aan. In de momenten van benauwdheid zocht hij zijn toevlucht in God en werd hij gered. Daarom zei hij:
“O HERE, mijn steenrots, mijn vesting en mijn bevrijder, mijn God, mijn Rots, bij wie ik schuil, mijn schild, hoorn mijns heils, mijn burcht” (Psalmen 18:3).
De Here Jezus is de Toevlucht, Plaats van rust en vrede voor allen die verloren en wanhopig zijn, zij die beschuldigd worden door de duivel of door hun eigen geweten en tot degenen die de vernedering, onrecht en minachting zat zijn, zei Hij: “Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven” (Matteüs 11:28).
Met dank aan: bisschop Domingos Siqueira