Ik weet niet of ik, op welke manier dan ook, hulp kan bieden met hetgeen ik ga vertellen over wat er met mij gebeurde voordat ik de Here Jezus in mijn leven accepteerde.
Ik leefde in de onderwereld van de samenleving (ik gebruikte en verkocht drugs en beroofde mensen); ik leefde niet meer samen met mijn familie en woonde alleen, omdat ik bang was wat hun kon overkomen. Mijn vader is tot de dag vandaag nog helper, op 78 jarige leeftijd.
Ik herinner me een dag dat hij naar het huis ging waar ik woonde en zei dat hij wist dat ik was overleden. Hij gaf mij een wit steentje en zei: “Dit steentje representeert jouw leven”.
Bisschop, ik kon dat steentje niet weggooien; ik verwisselde van portemonnee, maar dat steentje plaatste ik altijd in mij nieuwe portemonnee.
Op een dag zat de politie achter mijn aan. Ik vluchtte, maar zij kregen mij te pakken. Ze wilden de wapens die ik had, maar ik zei tegen hun dat ik ze niet had (ik had ze namelijk in de struiken gegooid), maar dat ik drugs had weggegooid in het naastgelegen huis. Tot mijn pech bleken ze, toen ze dat huis inspecteerden, marihuana op de grond te vinden. Ze plaatsten mij in een busje en namen me mee naar een afgelegen gebied; alles was donker en er was niemand. Ze spraken met elkaar over hoe ze mij zouden afmaken.
Maar ze hadden de kracht er niet voor en al die tijd zat het witte steentje met mij in mijn portemonnee. Ik dacht aan wat mijn vader tegen mij had gezegd. Hoewel ik al volwassen was, brachten ze me naar het huis van mijn vader. Hij zei: “Hij is mijn zoon en ik ben een helper van de kerk; hij heeft zijn leven en hij zal veranderen”.
De politieagenten lieten me achter voor de deur van mijn familie. Ik voelde me beschaamd vanwege wat zij met mij deden tegenover mijn familieleden.
Na twee jaar stapte ik de kerk in en de eerste persoon die mij ontving was mijn vader. Hij was met zijn rug naar mij gekeerd toen ik binnen stapte; ik raakte zijn arm aan en toen kwamen de tranen.
Dilma was al een helpster samen met hem en ze zei dat er een gelofte was gemaakt voor een familielid, met de bedoeling dat die familielid voor deze wereld zou sterven. Ik herinner me dat dat de reden was waarom mijn vader naar mijn huis was gegaan en tegen mij had gezegd dat hij wist dat ik was gestorven.
Het is niet mogelijk om alles te vertellen, omdat er veel andere momenten van bevrijdingen zijn waar ik doorheen ging. En mijn vader, zus en overleden broer, als helpers zijnde, streden voor mij. Ik zei altijd tegen hun dat ik op de dag dat ik de kerk zou instappen er nooit meer weg zou gaan.
De gelofte werd gemaakt…
Ik was al toegewijd aan de Heer. Ik behoorde aan Hem en wist het niet eens.
En grote omhelzing!
Pastor Francisco Silva