“Maar Jaël, de vrouw van Cheber, nam een tentpin, greep de hamer, trad zacht op hem toe en dreef de pin in zijn slaap tot zij in de grond drong – want hij was van uitputting in een diepe slaap gevallen – en hij stierf” (Richteren 4:21) NBG ’51.
Nee, we praten niet over een moord. Jaël was de vrouw die God gebruikte om wraak te nemen voor Zijn volk. De man die zij had “vermoord” was de commandant van het leger van de vijand van Israel. Het is interessant dat hij niet samen met zijn soldaten, tot het einde bleef strijden, maar lafhartig vluchtte en aan een vrouw vroeg om hem te verbergen in haar tent. Maar Jaël was niet zomaar iemand. Zij vreesde God en was niet bang om te doen wat er, tegen de vijand van de Heer, gedaan moest worden. Vandaag de dag, zien veel vrouwen foute dingen en vrezen ze de mensen meer dan God. Ze doen niet wat er gedaan moet worden in het voordeel van Zijn Werk.