“Aanschouwt Abraham, uw vader, en Sara, die u baarde; want Ik riep hem als eenling en Ik zegende hem en vermenigvuldigde hem” (Jesaja 51:2) NBG ’51.
Waarom vertelt God ons om naar Abraham te kijken?
Wat deed hij dat zo belangrijk was?
Wat wil God ons tonen wanneer Hij ons vertelt om naar Abraham te kijken?
Ik geloof dat het zijn geloof was, dat gedemonstreerd werd door zijn gehoorzaamheid toen God hem riep.
Abraham leefde door gehoorzaamheid aan het Woord van God dat hij niet kon zien, raken of voelen. Hij geloofde simpelweg.
God is geest. U kunt hem niet zien, raken en voelen. U kunt alleen geloven dat Hij bestaat en dat Hij degenen die Hem zoeken beloont.
Toen God Abraham vroeg voor zijn enige zoon, Isaak, gehoorzaamde hij en was hij bereid om hem op het altaar te offeren.
Nogmaals werd het geloof van Abraham getoond door zijn gehoorzaamheid aan het Woord van God.
God had Abraham al verteld, toen Hij hem riep, dat Hij hem zou zegenen. Toen hij zijn geloof tot het extreme gebruikte, door zijn enige zoon te offeren, werd God gedwongen om tot hem te roepen en zwoer Hij bij zijn eigen naam dat alles wat Hij Abraham had beloofd vervuld zou worden. Zo’n eed was niet noodzakelijk, omdat Hij God is. Alles is Mogelijk voor God. Het enige wat onmogelijk is voor God is dat Hij zou liegen.
Het grootste aspect van het geloof van Abraham was zijn gehoorzaamheid. Daarom zegende God hem met alles en maakte Hij hem tot een zegen.
We kunnen niet vergeten wat we van bischop Macedo hebben geleerd: het offer is de kortste afstand tussen iets willen en het bereiken.
God vraagt, maar wij beslissen of we wel of niet zullen geven en gehoorzamen.
Degenen die geloven zullen met ons meegaan, omdat we naar de Berg Moria zullen gaan.
Degenen die niet geloven zullen niet met ons meegaan.
Zelfs degenen die niet geloven zullen zeker wonderen zien, maar ze zullen die zien in de levens van degenen die geloven.
Wilt u wonderen in uw leven zien gebeuren of in de levens van anderen?
Ik wil ze in mijn leven zien gebeuren en in de levens van anderen.
Bisschop Romualdo Panceiro