Heeft u ooit kinderen zien spelen? Ze zijn zo puur en onschuldig; trekken heel snel onze aandacht en kunnen elke volwassene vermaken.
Maar hun manier van gedragen is niet altijd aangenaam. Soms zijn ze moeilijk om te controleren en ze handelen door impulsen, vooral wanneer ze iets willen dat ze niet kunnen krijgen. Velen worden verwend en soms zelfs onhandelbaar.
Dit gebeurt omdat hun emoties te hoog zijn. Ze denken niet logisch na of houden geen rekening met de gevolgen; ze hebben geen bewustheid voor gevaar… helemaal niet!
Hetzelfde gebeurt met degenen die onvolwassen zijn in het geloof. Ze denken dat onze hemelse Vader al hun behoeftes onmiddellijk moet vervullen, ongeacht wat Zijn wil kan zijn.
Zo’n kinderlijke geest kan misschien zelfs begrijpelijk zijn, als het niet aan hun dreiging om het geloof te verlaten lag. Alsof de Heer hun nodig heeft.
Anderen, hebben jaren geïnvesteerd om problemen te bouwen die zo groot als een kasteel zijn. En wanneer ze hun geloof gebruiken, willen ze dat het als een toverstaf werkt om hun problemen in een mum van tijd op te lossen.
Echter, er zijn anderen wiens geloof niet volwassen wordt vanwege hun jaloerse en ruziezoekende karakter. Voor dat soort “Christenen” zei de apostel Paulus:
“En ik, broeders, kon niet tot u spreken als tot geestelijke mensen, maar slechts als tot vleselijke, nog onmondigen in Christus. Melk heb ik u gegeven, geen vast voedsel, want dat kondt gij nog niet verdragen. Ja, dat kunt gij ook nu [nog] niet, want gij zijt nog vleselijk. Want als er onder u nijd en twist is, zijt gij dan niet vleselijk, en leeft gij niet als (onveranderde) mensen?” (1 Korintiërs 3: 1-3) NBG 1951.