deserto-706x410Toen hij God ontmoette was hij door zijn broer tot de dood veroordeeld. Bedrieger en leugenaar, zwervend door de woestijn, zonder begeleiding, zonder familie, goederen of waardigheid. Een nul. Een levende dode. Maar desondanks zag God zijn geloof en de manifestatie van Zijn kracht in zijn leven was verassend.
Jaren later, nu met de zegen van God, een grote familie, zonen en dochters, rijkdom en met de vergeving van zijn broer, vroeg God iets ongebruikelijk aan Jakob.
“En God zeide tot Jakob: Maak u reisvaardig, trek naar Betel, blijf daar, en richt er een altaar op voor de God, die u verschenen is, toen gij vluchttet voor uw broeder Esau.” Toen zeide Jakob tot zijn huis en tot allen die bij hem waren: Doet weg de vreemde goden die in uw midden zijn, reinigt u en verwisselt uw klederen. Laten wij ons dan gereed maken en naar Betel trekken, en ik zal daar een altaar oprichten voor die God, die mij geantwoord heeft ten dage mijner benauwdheid, en die met mij geweest is op de weg die ik gegaan ben” (Genesis 35:1-3).
Waarom zou hij terugkeren naar de plaats waar God hem beantwoordde in zijn dagen van benauwdheid? Kon hij niet een Altaar bouwen waar hij was? Kon God niet met hem zijn in alle plaatsen? Echter, dit alles had een doel. God wilde dat Jakob zich herinnerde waar hij vandaan kwam en hoe zijn leven was vóór zijn ontmoeting met Hem.
Wat zou er van Jakob’s leven zijn geworden? Wie zou iets aan hem gegeven hebben? Wie zou zijn hand uitstrekken naar een bedrieger? Wie zou een leugenaar een kans geven?
God, in Zijn oneindige genade bereikte Jakob en zegende zijn leven zodanig dat Hij vandaag herkend wordt als de God van Jakob.
Vandaag de dag zien wij helaas veel mensen die waren zoals Jakob, zwervend door de woestijn, en door God werden gered. Mensen die werden bevrijd van de verslavingen, genezen, voorspoedig en wiens familie werd hersteld. Maar, na verloop van tijd vergaten deze mensen het ellendige leven dat zij leidden en de plaats waar zij werden verwelkomd toen zij de hulp het hardst nodig hadden.
De Universele Kerk is Betel. Het is de plek waar de “Jakobs in het leven” altijd verwelkomd en begrepen werden en zullen worden. De plaats waar een Altaar is en wie zijn leven daarop opoffert, ontvangt het leven van God.
We zien sommige mensen met een hart vol ondankbaarheid die de Universele Kerk verlaten, ze verlaten het geloof en keren hun rug naar God toe. Op het moment dat God hun vraagt om terug te keren naar “Betel” en een Altaar voor Hem te bouwen, vinden ze dat het niet nodig is om te offeren zoals vroeger, want ze zijn al “gelukkig” met hun veroveringen in het leven. Maar ze vergeten waar ze vandaan kwamen en dat het leven met God van Altaar tot Altaar is, van offer tot offer, van geloof tot geloof.
Voor deze mensen heeft de God van Jakob een waarschuwing:
“Maar God zeide tot hem: Gij dwaas, in deze eigen nacht wordt uw ziel van u afgeëist en wat gij gereedgemaakt hebt, voor wie zal het zijn? Zó vergaat het hem, die voor zichzelf schatten verzamelt en niet rijk is in God” (Lucas 12:20-21).
Met dank aan: Bisschop Miguel Peres