“Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een standvastige geest. Verwerp mij niet van voor Uw aangezicht en neem Uw Heilige Geest niet van mij weg.” (Psalm 51:12-13)

David vroeg 4 dingen aan God:

1. Een rein hart in hem te scheppen, oftewel, een hart zonder kwaadaardigheid, slechte intenties, bedrog, hoogmoed, ijdelheid, vleselijke neigingen etc.

2. Een innerlijke vernieuwing en een standvastige geest, want zijn handelingen waren geen handelingen van een waardig, geëerd en verstandig persoon. Hij handelde uiteindelijk met sluwheid om zijn overspel te verbergen, en het ergste, hij plande de moord van een onschuldige.

3. Werp hem niet van voor Uw aangezicht, dat betekent wijs hem niet af vanwege zijn ongerechtigheid. Hij wist dat de Aanwezigheid van God in zijn leven, hem tot koning over Israël had gemaakt en hem diverse overwinningen over zijn vijanden had gegeven. Hij wist dat zonder God, zijn titel van koning waardeloos zou zijn.

4. Neem Uw Heilige Geest niet van hem weg! David was zich er van bewust, dat zijn ware rijkdom niet zijn goud was, noch het zilver en zijn waardevolle edelstenen; evenmin de veroverde stukken land, zijn paleis en zijn leger. Zijn grootste rijkdom was de Heilige Geest, die over hem kwam op de dag dat de profeet hem zalfde met de heilige olie. Als hij de Heilige Geest zou verliezen, zou hij (geestelijk gesproken) niets meer zijn dan een, slechts een bedelaar, wonende in een paleis met een koningskroon.