“Toen zeiden de mannen van Efraïm tot hem: Wat is dit voor een handelwijze jegens ons, dat gij ons niet hebt opgeroepen, toen gij ten strijde trokt tegen Midjan? En zij maakten hem hevige verwijten” (Richteren 8:1) NBG ’51.
Verschillende dingen trekken mijn aandacht in deze Bijbel passage:
Wie waren de Efraïmieten? Zij waren de meest strijdvaardige mannen van alle stammen van Israël. Mannen die de meeste pit en moed hadden voor de oorlog. Zij waren gemotiveerd voor de oorlog, maar niet voor de eer en glorie van God, maar om gezien te worden als helden, superieure mensen, mannen die geen hulp van anderen nodig hadden.
Daarom zei God tegen Amasja “Ga niet met hen mee, met die soldaten van Efraïm, ook al zijn zij ervaren mannen die weten hoe ze moeten strijden met wapenrusting en schild” (omdat de mannen van de andere stammen van Israël niet wisten hoe ze met wapenrusting en schild moesten strijden zoals de Efraïmieten). De Efraïmieten vertrouwden op hun techniek en in de trots die ze in hun binnenste met zich meedroegen: “Wij zijn de dappersten van Israël”, dachten ze ten onrechte over zichzelf. En daar putten zij kracht uit.
Kijk maar:
“Ook huurde hij uit Israël honderdduizend krijgsknechten voor honderd talenten zilver. Maar een man Gods kwam tot hem en zeide: O koning, laat het leger van Israël niet met u gaan, want de HERE is niet met Israël, met al die Efraïmieten. Doch gij, ga, doe maar, wees sterk tot de strijd: God zal u doen struikelen voor de vijand, want God heeft de macht te helpen en de macht te doen struikelen. Toen zeide Amasja tot de man Gods: Wat dan te doen met het oog op de honderd talenten die ik aan de troepen van Israël gegeven heb? Doch de man Gods zeide: De HERE kan u meer geven dan dit. Daarop zonderde Amasja de troepen af, die uit Efraïm tot hem gekomen waren, opdat zij naar hun woonplaats zouden gaan. Toen ontbrandde hun toorn zeer tegen Juda en zij keerden naar hun plaats terug, ziedend van toorn” (2 Kronieken 25:6-10) NBG ’51.
Wij zijn strijders van het leger van de Heer, maar zij waren strijders uit eigenbelang, zij namen alle glorie voor zich, waren altijd bereid om te strijden voor loon of voor de buit; zij waren huurlingen, ze trokken alleen maar ten strijd als zij er gebaat bij werden door een financiële compensatie. Maar waren zij niet mannen voor de strijd? Jawel! Maar alleen uit eigenbelang.
Wij zijn VAN de strijd, niet voor de strijd, omdat wij soldaten van de Heer van de Heerscharen zijn. Er is een verschil! Onze strijd is de strijd van God en de strijd tegen het kwaad, omdat wij voor de vrede zijn; wij bidden ook voor vrede en hebben hem in ons binnenste. Onze Vorst is de Vredevorst, maar natuurlijk leven wij in een wereld die vereist dat wij de strijden of oorlogen overwinnen. Een wereld waarin onze Heer de Heer van de Heerscharen is. Zodoende trekken wij ten strijde en vluchten er niet van. Begrijpt u het verschil? Wij strijden niet voor persoonlijke motieven, wij willen alleen maar de strijd van het volk, voor de Waarheid, en voor de Gerechtigheid overwinnen, niet voor onze eigen glorie maar voor de Glorie van onze God.
“Indien iemand Mij dienen wil, de Vader zal hem eren” (Johannes 12:26) – het tegenovergestelde van hetgeen dat zal gebeuren met degenen die op een dag corrupt werden, overliepen en lasteren; degenen die zich op een dag hebben verkocht en schuldig gemaakt. Over hun zegt God dat wij niet samen met hun kunnen strijden. Die mannen waren niet mannen van de strijd van God, maar Gideon en de 300 mannen waren dat wel, omdat toen de Heilige Geest over hem kwam, blies hij de hoorn: “…en dezen trokken op om zich bij hen aan te sluiten…”
Allen werden bij Gideon gebracht. In feite moesten alle steden langs de steden van Efraïm om Gideon te bereiken. Dus wisten de Efraïmieten over de strijd, maar ze kozen ervoor om hem te negeren. Het was onmogelijk dat zij het niet wisten aangezien de Midjanieten de gehele vallei bedekten (merk op dat toen Gideon voor God offerde, de duivel ook de hoorn blies en de Midjanieten zich tegen Israël opstelden – precies nadat Gideon had geofferd. De duivel blijft niet onbewogen, hij begint ook te handelen en maakt gebruikt van zijn leger om de mensen te intimideren, nalatig te maken en terug te doen trekken. Oftewel, te doen opgeven.)
Omdat er niets aan de Efraïmieten beloofd was, stimuleerde niets hun om tegen die 135.000 mannen te strijden; maar nu er alleen maar 15.002 vijanden waren overgebleven, waren zij “verontwaardigd”. Ze deden alsof zij de gebeurtenissen niet goed hadden begrepen, hoe kon Gideon immers ten strijde trekken zonder hun te roepen? Hun buitensluiten. Dit alles gebeurde nadat hij de hoorn had geblazen en iedereen kennis had genomen van wat er was gebeurd met het altaar van Baäl en de gewijde paal.
De strijder die een ware strijder is wacht niet, hij betrekt zichzelf, roept zichzelf op, omdat hij een soldaat is en altijd klaar is voor de strijd. Dat is de dienaar van God. Het maakt niet uit waar, hoe en met wie, dat zijn de mannen en vrouwen van God: niets houdt hun tegen om de strijders te zijn die ze nu al zijn!
Nadat Gideon zijn getuigenis gaf van zijn leven, offer en macht, maakten ze hem hevige verwijten. Op dezelfde manier handelt de duivel ook, door mensen te gebruiken die slechte bedoelingen hebben en zich in ons midden bevinden. Maar let op! Dat zijn de mensen die verliezen, zich corrumperen en vallen, zij zijn degenen die overlopen, omdat hun intentie puur persoonlijk is.
De man van God verwacht de Geestelijke Beloning, omdat het geschreven staat dat Hij ons een nieuwe naam zal geven op een witte steen, die puurheid en heiligheid symboliseert. En de buit van de man van God zijn de getuigenissen, de bevrijding van het volk en de behoudenis – dat is het minste dat dient te gebeuren.
Degenen die overliepen of zich corrumpeerden doen dat omdat zij in de strijd zijn, maar alleen om te verschijnen of iets in ruil te ontvangen – dat zijn de Efraïmieten. Wij zijn van de stam van Juda – ik zeg niet eens de stam van Levi, waarom? Omdat de profeet die voor Gideon kwam van de stam van Levi was, maar hij was ook religieus en traditioneel. Onze stamboom is die van David, zonder menselijke mogelijkheden, maar Opstandig en Heilig; dat wil zeggen, God schiep de UKGR en wijzelf kozen onszelf uit vanwege een oprechte interesse om Hem te dienen en niet onszelf.
Daarom verkopen wij, van de UKGR, onszelf niet, omdat wij al gekocht zijn door het Bloed van onze Koning JEZUS. Ik kan hetzelfde niet zeggen van degenen die zich op een dag in ons midden bevonden en, jammer genoeg, niet één van ons* waren; en daarom verkochten ze zichzelf toen ze van de UKGR weggingen om een evangelische sekte te beginnen!
En u, bent u voor de strijd of VAN de strijd van God?
(*) Matteüs 15:13
Ik zie u in de UKGR of in de Wolken!
Bisschop Júlio Freitas